vrijdag 29 april 2016

Spijt


Naar binnen gedreven door losgeslagen wind -en waterdemonen, begaf ik mij in een tot de draad versleten gelagkamer waarin zich reeds een aantal vaste jongens bevond. Als ingewijde der natte broederschap herken je ze meteen, dankzij hun kameleontische pogingen om te doen alsof ze er niet zijn. Ze zitten met hun hoofd tussen de jassen aan de kapstok, bezetten het hoekje met het minste licht, ze biljarten zwijgend en traag en hun kleren dragen de kleur der lambrisering. Ik schoof op een kruk aan de toog, keek werktuigelijk in de spiegel erachter en zag iemand die slechts in een fluisterende verte verwant scheen aan de man die ik denk te zijn. Ach, het is een fase die, na een glas of twee, als de schrik wat is gaan liggen, langzaam verglijdt in een gewenste gemoedsnevel, in welke, de met alcohol aangedreven zenboeddhistische klandizie dezer zaak, reeds leek te dwalen. Naast mij schoof een heerschap aan dat er, goddank, nog beroerder uitzag dan ik. Een door Van Gogh geschilderde aardappeleter wiens laatste hoofdhaar door striemende regen was verworden tot een natte strook zeewier op een verlaten strand en met een, door de storm van vele jaren, geteisterd gelaat. Hij hoorde blijkbaar bij het afgetakelde meubilair want hem werd ongevraagd een kelkje met helder graandestillaat toegeschoven. Hij dompelde er zijn, door zwaartekracht verwoeste, neus in en zei, naar ik vermoedde tegen mij; 'ik krijg steeds meer spijt van m'n leven terwijl ik eigenlijk niks fout gedaan heb. Begrijpt u dat nou?' En vervolgde zijn verhaal, voordat ik, zo even snel, met mijn gelaat naar 'begrip' kon schakelen; Het is heus niet omdat ik er zo'n failliet van heb gemaakt hoor, ik heb nooit in de bak vertoefd of anderszins gefaald in de menselijke omgang. Ik heb weliswaar nooit iets bereikt waarvan je kunt zeggen 'dat mag wel in de krant voordat ze de vis erin verpakken, maar dat ligt voornamelijk in de aard van mijn ding.. ik ben meer een belever dan een bereiker zal ik maar zeggen, nee het zijn die kleine dingetjes van heel vroeger die me dwars zitten begrijpt u? Je zou zeggen, die voorvalletjes van, zoveel, decennia geleden, moeten allang in het eeuwig niets zijn opgelost, maar onder mijn hersenpan is het tegendeel het geval meneer... die voorvalletjes vertonen zich aan mijn geestesoog alsof ze zich een ogenblikje terug hebben afgespeeld. Zo was er op de fröbelschool waar ik op ging een heel leuk meisje, zo eentje met sproetjes en blond haar en het lachje van een engel. Ik geloof, hoewel dat ongeloofwaardig klinkt betreffende een jongetje van vier, dat ik verliefd op haar was. Liesje heette ze - dat vergeet je dus blijkbaar niet - en als ze praatte tinkelde haar stem als een belletje van het carillon. En die Liesje heb ik dus laten struikelen. Heel gemeen, van achteren, voetje ervoor en daar ging ze en toen had ze iets stuk en moest er een verband om haar pols. Gut daar heb ik toch zo'n spijt van meneer. En het erge is dat ik er niets meer aan kan doen. Ja, toen, toen had ik misschien wat kunnen doen, maar ja, een jongetje van vier begrijpt nog niet veel. Ik weet niet of dat Liesje nog leeft, van mijn jaargang zijn er nog maar enkelen, maar ik zou zo graag willen weten of ze nog boos op me is. 

dinsdag 15 maart 2016

Mat

Mat

Eerder door gewoonte dan dorst gedreven, bezocht ik een door tijd en verveling uitgehold café met uitzicht op een rij voor afbraak bestemde panden. Het biljart en de moedeloos ogende kroegbaas leken in harmonie ten prooi gevallen aan een eindeloze reeks van huiselijk geweld.
Naast mij bevond zich een verfrommeld heerschap van wie de plooien zijner overjas geluidloos overliepen in zijn gelaat. Zijn zielenroerselen bleken nog niet door reeds ingenomen consumpties gedempt en zochten in mij de put waarin zij borrelend mochten bezinken. 'Ik ben het slachtoffer ener sportieve dwaling' sprak de man en ergens in zijn timbre weerklonk de snik van een mishandeld kind. Mijn interesse was gewekt, want gezien de jaarringen op zijn voorhoofd was hij de zestig al geruime tijd terug gepasseerd en welke sportieve tegenslag kan een mens op die leeftijd nog verwachten? Mijn gezichtsexpressie drukte een uitnodigend vraagteken waarop de man voortging; Al vijftig jaar ben ik tot genoegen lid van een schaakvereniging. Goed, een grootmeester ben ik nooit geworden daar ik de juiste zet nog wel eens wil verwisselen met een, vooraf geniale, maar achteraf minder geslaagde opwelling der geestdrift, maar in mijn jongere jaren wist ik toch menig meester van een daverende riposte te voorzien. Dan was op de club, zo mag ik wel stellen zonder mezelf in de hoogte te steken, enige mate van bewondering mijn deel.
Bewogen door deze luchtspiegeling van lang vervlogen geluk draaide zijn blik naar binnen en verscheen op het witte doek van zijn gezicht een vage reflectie van de jongeling die hij eens geweest moet zijn.
Uit ervaring weet ik dat je dan moet oppassen. Voor je het weet verdwijnt zo iemand in een voor jou onbereikbare dimensie en blijf je zitten met een verhaal waaraan de pointe ontbreekt. Ik gebaarde daarom maar eens om twee verse kelkjes, welk verzoek door de kastelein, die daarmee blijk gaf van een nog niet geheel verworden beroepsernst, per omgaande werd gehonoreerd.
Teruggebracht door de lonkende spiegel der jonge klare, nam de man een slok van olympische afmeting en vervolgde op bittere toon; Enfin, nu meldt zich, op zekere vrijdagavond eenentwintig december negentienvierentachtig, een mannetje op de club aan wie ik een hekel heb op het eerste gezicht en die, zoals het nu lijkt, wel eens de nagel aan mijn sportieve doodskist zou kunnen zijn. Een mannetje van onaanzienlijk aanzicht en postuur, maar met een verleden waarin hij zoveel politieke partijen heeft opgericht en vervolgens verlaten, dat hij het vaststellen der beginselen tegenwoordig maar overlaat aan zijn derde of vierde vrouw, die, middels opgedane ervaring, wel weet hoe zijn hormonale vlag er vandaag bij hangt. Dat kereltje draagt een arrogantie met zich mee waar uh.. hoe heet ze dat Albanese kreng.. uh.. Moeder Theresa nog een puntje aan zou kunnen zuigen. Als ik die ellendeling zie springt het laatste beetje glazuur van mijn tanden, zo boven het volk verheven voelt die man zich, ondanks zijn nietige gestalte, waardoor Moeder Theresa, die volgens de verhalen niet meer dan een meter dertig mat, zich nog flink had moeten bukken wilde ze aan zijn puntje zuigen. Any way, ik heb wat af geleden onder zijn aanwezigheid. Overal zag ik hem zijn verwaten glimlachje voorbij sturen en altijd oversteeg zijn bijtend piepstemmetje het geringste gewoel omtrent zet en meesterzet. Tot afgelopen vrijdag meneer, toen een opwelling der geestdrift mijn sportieve carrière voortijdig aborteerde. De man zette nu zijn tanden in een ongezien bijgevuld glas, waardoor de uitbater opnieuw in mijn achting steeg, sloeg de inhoud in een teugje naar binnen en zei; Ik had net een hele goede partij gespeeld, zo eentje waar je later nog eens met plezier aan terug kunt denken, komt die circusdwerg langs en zegt 'goeie partij man' , met dat gluiperige glimlachje van hem en met dat stemmetje waarmee hij altijd zijn kiezers bang maakt. En toen heb ik hem, geestdriftig als ik ben, met mijn schaakbord op zijn kop getimmerd. Dun triplex hoor, niet veel aan de hand, geen bult van werkelijke betekenis, maar dat politieke misbaksel gilde of er bij hem een been werd afgezet zonder verdoving. Nu ben ik clubloos meneer en mis ik de sportieve uitdaging. Mijn vrouw zei dat ik maar een andere denksport moest gaan doen, maar van kruiswoordpuzzels krijg ik het aan mijn blaas en bij dammen denk ik de hele tijd Edam.. Volendam.. Monnickendam.. Appingedam. Zal ik nog even doorgaan of snapt u het zo wel? Zegt mijn vrouw deze morgen; Vrijwilligerswerk bij de Partij van de Ouderen, is dat niks voor je? En omdat ik een geestdriftige opwelling in haar richting wilde vermijden zit ik nu hier meneer. Te praten tegen een wildvreemde man.

Dorpsleed

Vermoeid, vanwege een dag onbekommerd dwalen door de geneugtes van de oude dag, zette ik mij neder op een terrasje dat, in een schimmig verleden, een frisse aanblik moet hebben geboden. Gedreven door een combinatie van intrinsieke luiheid en toeval, bevond ik me in zo'n typisch vaderlands dorp waarvan de contouren grondig zijn uitgewist door alles overwoekerende buitenwijken, gebouwd door een autistisch architect wiens, als kind gewrochte legowerkjes, ongetwijfeld al de allures ener uit beton en staaldraad vervaardigd detentieoord vertoonden. Overgemotiveerde neringdoenden, niet geplaagd door gevoeligheden als smaak en verantwoordelijkheid, hadden de laatste zeventiende-eeuwse panden feestelijk verbonden in een danse macabre van steengrill, gokhal en 'Winkelerette'.
Verderop zaten wat doorgeschoten jongelingen gebruik te maken van hun recht op luidruchtigheid, hetwelk zij overgoten met een larmoyante hoeveelheid uit gerst en hop getrokken vloeistof. Een veelgebruikte uitroep in hun nauwelijks samenhang vertonende conversatie, bleek de Engelse vertaling van het woord geslachtsgemeenschap te behelzen. Er werd, passend bij de mateloosheid der jeugd, die nog niet wordt beperkt door voortschrijdend inzicht, ruimhartig mee omgesprongen.Aan het tafeltje naast mij zat een naar pensioen neigend echtpaar, schijnbaar afgemat door een al te langdurige huwelijkse staat, langs elkaar heen te kijken. De man had een kolossale gestalte die een gelijkenis leek te hebben met die van de partijleider van Indonesische afkomst die ons nu al jaren probeert wijs te maken dat vrijheid en fascisme toch werkelijk van dezelfde boom stammen. Zelfs zijn kapsel, hoewel uitbundig gekruld, leek, net als dat van de allesbehalve Germaanse volksmenner, op een veelgebruikte motorhelm. 
Zijn handen, elk met de omvang van een middelgroot verkeersbord, bewogen rusteloos langs en over elkaar, op zoek naar iets om in te knijpen. Hij werd duidelijk in zijn seniorenmoment gestoord door de jongerenvereniging wier volume gestaag werd opgeschroefd naar dat van een voetbalstadion in beroering na een scheidsrechterlijke dwaling. Hij schoof zijn stoel naar achter en verrees met een snelheid en elegantie die je bij een manspersoon van dergelijke leeftijd en postuur niet voorziet en greep, klaarblijkelijk gedreven door mensonvriendelijke voornemens, een bierfles bij de hals. 'Wat gaat er gebeuren Gijs'? Vroeg de vrouw met met een stem dermate krachtig dat ze er op een goede dag waarschijnlijk een staalplaat mee zou kunnen doormidden snijden. 'Even een paar tikkies uitdelen' zei de man, maar zijn toon verried een reeds deemsterende strijdlust. 'Dat dachten we dus even niet' zei de vrouw, 'flesje neerzetten en binnen afrekenen, dat is wat jij gaat doen, nu en zonder dralen'. De man gehoorzaamde gedwee en voerde zijn honderdtwintig verontwaardigde kilo's het etablissement binnen, terwijl de vrouw zich naar mij richtte, in de overtuiging dat hier iets uit te leggen viel. 'Het zit allemaal in zijn hoofd moet u weten' zei ze. 'Impulsen zeg maar, d'r zit geen rem op die man, hooguit een versleten voering. Maar we hebben er een afspraak over die naar tevredenheid functioneert. Als zijn melk overkookt moettie naar me luisteren, want anders slaaptie voor straf in de schuur en hij is nogal op z'n behaaglijkheid gesteld, vandaar. Evengoed een beste man hoor. Heeft een betrekking bij de overheid waar ze blijkbaar met zijn eigenaardigheden kunnen leven want ik krijg er niet te vaak klachten over. M'n jongste dochter is precies zo. Ook zo'n brandlap. Je moet ze niet samen een porseleinkast leeg laten ruimen zeg maar. Mijn oudste dochter niet. Die is weer heel rustig, op het saaie af zelfs, die piekt alleen bij de kerstboom. Lief hoor maar, vergeleken bij die twee strandrovers, enigszins levenloos. 
Daar verscheen de man weer. Bedaard legde hij de kassabon voor haar neer, die zij gewoontegetrouw inspecteerde en voor gezien verklaarde. Ze controleerde haar ouwe kerel, net zo behendig als een tiener met een afstandsbediening, drukkend op slechts voor haar waarneembare knoppen.
Toen ze vertrokken zwaaide de man nog even gedag, met een reuzenhand. 
In zijn ogen glinsterde de wanhoop.