vrijdag 24 december 2010

Vriend Huib

Ik erger me nog eens dood. Ik woon in mijn waddenreservaat al afgeschermd van feestgedruis, verstop me voor invloeden van buiten, spreek met niemand en erger me toch de cholera. Voortdurend en voornamelijk aan de godsgruwelijke domheid die de televisie mij etaleert. Nu kunt u mij, als verre vriend, allerhande tips geven (zet dat ding dan uit, lees geen kranten meer, zet je hoorapparaat uit en je bril af) maar ik ken ze al en ze helpen niet. Ga dan een therapie doen jongen (vingerverven, analyse, de Kilimandjaro beklimmen, bachbloesemen, klankschalen, psychobabbelen, zelfhulpen) maar ten eerste ben ik niet gek, zulks is mij door gestudeerde zielknijpers verzekerd en ten tweede is alle bestaande therapie erop gericht de patiënt te verzoenen met zijn bestaan in dit leven terwijl dit leven gelijkertijd grondig en in het openbaar wordt verwoest door miljarden wezenloze randdebielen die aan de kant van de weg hun moeder staan te verkopen, hun kind verkrachten, hun Shellobligaties verzilveren, een vrolijk knallend bermbommetje planten en een kaarsje branden omdat Kerstmis zo effing gezellig is maar dat mag ik dan weer niet zeggen want het klinkt zo naar. Verder gaat het wel.

Peter

woensdag 22 december 2010

Kerstcomplottheorie

Volgens mij is er sprake van een vooropgezet plan. Bedacht door een sinistere illusionist met een baard.
Hij is goed in zijn vak. Beter dan Hans Klok. Hoewel het bevruchten ener vrouw zonder haar maagdenvlies te doorboren deze blonde hermafrodiet ongetwijfeld zal aanspreken, moet hij voor de daaropvolgende vlekvrije bevalling beschaamd passen. Out of his league in Velp en Vegas.
De geboorte van het kind wordt, zoals het een goede kerstshow betaamt, opgeluisterd met flink wat publiciteitslawaai en sterrenvuurwerk.
De dan volgende dertig jaar houdt de oude publieksgoochelaar zich onledig met al moeilijker trucs. Rustig beginnend met de revitalisatie van zich het lazarus schrikkende lammen en blinden, piekend naar een grote openluchtshow waarin hij brood, vis en wijn tot in het oneindige vermenigvuldigt, culminerend in het totaalspektakel waarin hij zijn kind, de tovenaarsleerling, met spijkers laat doortimmeren en op een wolk het zwerk in doet zweven.
Via stickers en flyers krijgt de bewonderende mensheid nog vlug te horen dat niet slechts de gekruisigde zijn zoon was, maar dat wij allen zijn liefdeskindjes zijn. Kinderen van één vader zeg maar. Daarna kan hij met pensioen en leeft hij eeuwig voort in een tehuis voor illusionisten die zich geen illusies meer maken.
Wij moeten het doen met de wetenschap dat Florence Nightingale en Madame Cury onze zusjes zijn en Adolf H. te B. en Mao Tse D. te P. onze broertjes.
Nou, bedankt Pa.

zondag 19 december 2010



 
Zondag
 
‘Ga wat schrijven’ zegt de baas, maar ik weet niks. Dat komt door de pillen. Die voorkomen een tuimeling in het zwarte gat van gedeprimeerd ongeluk en ontdoen gelijk de fantasie van uitsteeksels, maken van mijn hersens een nat klompje taugé. ‘Ik weet niks’ zeg ik, ‘geen idee, geen onderwerp’. Ik doe het klinken als een alledaagse mededeling, maar vind het wel erg zielig voor mijzelf. Voel me als Dagobert Duck die naar een leeg zwembad staart dat tot de rand met gouden munten gevuld hoort te zijn.
‘Schrijf dan wat over de vogels’ zegt ze, ‘hoe ze heen en weer over de takken springen en veel onderling gedoe hebben’. Maar ik ben Goddomme Midas Dekker niet. Ik weet het verschil tussen een sijs en een drijfsijs en daar houdt het mee op. Die gereformeerde ringbaard op de televisie zegt dat je ze best mag voeren, dus dat doe ik braaf, maar een verhaal met actie en interactie dat haal ik er niet uit.
‘Ga dan maar een dutje doen’ zegt ze. ‘Als je wakker wordt heeft het misschien gesneeuwd’. Dutje? Ook goed.
In bed verzin ik tweehonderd verschillende woorden voor sneeuw.

vrijdag 17 december 2010

wiekpuntje

wij hebben hier een molen die het aanzicht doet verfraaien
echt leuk voor de toerist hoewel de wieken niet meer draaien
das niet zo vreemd want meer dan veertig jaar
is Lyndon Johnson hier al molenaar

liefdespolitiek

uit hun verband gerukt zijn mijn woorden buiten zinnen  
daar gaat de mooiste mijner ingebeelde vriendinnen
ik smeek en fluister diep in mijn digitale binnen
Femke wil je virtueel met mij opnieuw beginnen 
   

maandag 13 december 2010

Joh is altruïst

Joh is bij de voetbal. Als vrijwilliger vandaag. Hij tolkt voor een blinde medemens. Joh behangt hem met clubdassen en mutsen. De visueel gehandicapte ziet er uit.. uh...  als Stevie Wonder in Afrika.
Samen staan ze langs de lijn. Joh doet verslag. ‘Wij aan de bal... links voor... strafschopgebied... hoge baahal ....  keeper’. De blinde leeft gespannen mee. Als er een doelpunt valt pakt hij Joh bij de schouders. Samen doen ze een vreugdedansje.
Soms is Joh baldadig. Hij geeft verkeerd om verslag. Hij zegt ‘doelpunt voor ons’ terwijl de tegenstander treft. Dan doet hij snel een stapje achteruit. De blinde kan Joh zijn schouder niet vinden en doet zijn dansje alleen. Afkeurend bekeken door medesupporters.
In de pauze maakt Joh het weer goed. Hij geeft de blinde medemens meer bier dan hij opkan. 

Mededeling van dienst

Wat ben ik toch een gelukskoekje. Andere mensen moeten er flink hun best voor doen, sommigen zullen zelfs nooit zo ver komen en mij komt het - bij wijze van spreken - aangewaaid.  Ik zeg ‘bij wijze van’ want het behoeft een gedisciplineerde levenswijze in het teken van rusten en suikergoed eten. Dit gaat me - ik klop mezelf hiervoor niet op de borst - gemakkelijk af. Anderen zouden hier schrijven ‘al zeg ik het zelf’ maar dat vind ik lulkoek in dezelfde orde als ‘ik vind persoonlijk‘.
Ik spreek hier over de luxueuze vetrandjes rond mijn lendenen, door niet ingewijden wel eens spottend ‘zwembandjes’ genoemd. Spottend uit nijd, omdat men ze zelf niet heeft, zoveel is mij duidelijk. En zwemmen doe ik ook niet. Zwemmen is voor watervlooien.
In deze algemeen vetarme houding begint - zo heb ik gemerkt - zich een kentering af te tekenen en dan voornamelijk bij dames ook nog. Via mijn veelgelezen weblog wordt mij door lezeressen vaak gevraagd of ze, op enig mij welgevallig moment,  even aan mijn zachte lendenen mogen voelen, desnoods tegen vergoeding van mijn kostbare tijd. Nu de frequentie dezer aanvragen stijgt heb ik besloten mezelf niet langer aan mijn verantwoordelijkheid te onttrekken en er - begin komend jaar - een dagje voor vrij te maken. Ik hoop binnen korte tijd, samen met Jannie van het Dorpshuis, een datumpje te prikken en dan hoort u nog.
Er zal waarschijnlijk een bescheiden entreegeld geheven worden om Jannie en de kosten te dekken, maar alle overblijvende gelden zullen eerlijk worden gebruikt om magere oude mannetjes bij te voeren.
In overleg met Willie heb ik besloten mijn Speedo te dragen en zal het geheel worden opgeleukt met lifemuziek van The Brinta Baby’s.
Er is koffie en boterkoek voor iedereen. Tot dan. 



vrijdag 3 december 2010

Sneeuw, wat een avontuur eigenlijk

Nu het Hoogeland in winterpak is gehuld, zijn de baas en ik weerom druk met het voederen der vogelijntjes. Dat moet anders gaan ze doohood. Daar krijgen we dan, via het raam aan de polderkant, lekkere driedimensionale natuurtelevisie voor terug. Veel van het gebruikelijke gemees en gevink zien we en - tot ons uitsprekelijk genoegen - 2 keer per dag een vlucht musjes. Wel dertig of veertig van die parmantige opdondertjes. Ze hebben wel allemaal adhd, want stilzitten tijdens het eten is er niet bij.
Deze musjes nu, hebben een klacht ingediend vanwege merelterreur en daar zit wat in. Iedere keer als ze zich opmaken voor brood en spelen komt een dikke zwarte merel met overdreven territoriumdrift hun maaltijd vergallen. We noemen hem ‘Terror Jaap’. Het gaat hem uitsluitend om het zieken. Dat zie je zo. Hij flikkert al het voer op de grond, steekt er verder geen poot naar uit maar zit wel vals op te letten dat de musjes er niet bij kunnen. Je zou zeggen dat als ze met zijn allen op zijn nek springen ze zo klaar zijn met Jaap, maar daar zijn ze te beschaafd voor.
We hebben er iets op gevonden, de baas en ik. We hebben een zwerfkat aan een touw en katrol gebonden en als de zwarte tuinterrorist komt aangevlogen steken we de kat zijn staart in brand en laten hem zakken. Op deze manier is de kat wel snel op maar het asiel heeft er nog genoeg op voorraad. 

woensdag 1 december 2010

Uitstekende lichaamsdelen

Voordat we het er werkelijk over hebben moeten we even de definitie doornemen. Je kan bijvoorbeeld iemands gedrag uitstekend vinden, of zelfs uitmuntend, maar als je het over een ergens uitstekende spijker hebt, noem je die - al vloekend en pleisterplakkend - niet uitmuntend. ‘Ik had net een uitmuntende spijker in mijn voet’ dat klinkt niet.
We hebben het hier dus over de tweede vorm van uitsteking en met name die van lichaamsdelen.
Ik kwam erop via vriend Frans. Die is door de natuur bedeeld met een neus ter grootte ener continent. Als hij verkouden wordt issie gelijk twee of drie keer zo verkouden als een gemiddelde neusdrager. Waar anderen zich behelpen met een pakje tissues, snuit Frans zijn uitsteeksel in een badlaken. Hij is nu in gesprek met een plastisch chirurg om zijn reukorgaan flexibel te laten opereren. Via een - met zijn tong te bedienen - knopje in de mond, zal hij dan in staat zijn om zijn neus met alle winden mee te laten waaien.
Weer een andere vriend heeft een hoofd van metafysische afmetingen. Hij moet des winters kiezen tussen twee opties. Binnen blijven, met zijn hoofd dicht op de centrale verwarming, of in het ziekenhuis een halve liter antivries laten inbrengen. Ieder jaar weer een lastige keuze.
Een vriendin meende jarenlang de lach aan haar kont te hebben hangen. Dit bleek, bij nader onderzoek, gewoon een extra laagje vet te zijn, te verhelpen met aquajogging en stretchondergoed. En inderdaad, na verloop van tijd werd er niet meer gelachen, dus er zijn oplossingen.
De ingewikkelde buitenspelregel bij voetbal behelst tegenwoordig dat het verst uitstekende lichaamsdeel geldt. Als vriend Frans dus zou voetballen (wat God verhoede) zou het kunnen voorkomen dat, waar zijn lichaam zich in kansrijke positie voor het doel bevindt, zijn neus buitenspel staat.
Ikzelf heb geen uitstekende lichaamsdelen. Of ik hier blij mee moet zijn hangt wederom af van de definitie.











Bron R. Rhinoceros; Filosofie van de ijskoude grond