vrijdag 28 januari 2011









  Sappig likken 

 
Een pacifist ben ik nooit geweest. Niet uit overtuiging en niet vanwege mijn opstandig karakter. De uitslag van een beetje oorlog kan je van tevoren uitrekenen. Daar zijn variabelen voor. Als amateur-strateeg lijkt mij een westers democratische overwinning in Afghanistan net zo onmogelijk als die van de Amerikanen in Vietnam. Te groot, te ingewikkeld en van doorslaggevend gewicht; hun overtuiging is groter dan de onze. Zij zijn bereid ervoor te sterven, wij niet.
Onze overtuiging bestaat uit het likken der Amerikaanse aars. We doen het al zo lang dat we niet beter weten. Jolande S likt mee. Ze heeft, zo zagen we vannacht op de tweede kamertelevisie, moederlijke gevoelens voor onze MP met de jeugdige uitstraling. Ze vindt het zielig dat hij geen meisje kan krijgen omdat zijn balletjes niet zijn ingedaald en ze vindt het ook niet eerlijk dat hij helemaal alleen aan het yankenholletje moet likken. En of ze, als hij niet bij zijn moedertje in Amsterdam is, zijn boterhammetjes mag smeren? Ossenworst, vindt ie dat lekker? Nou, doen we dat toch.
Mijn aanstaande proteststem gaat naar Job de Verguisde. Kijken wat die ermee doet.

donderdag 27 januari 2011

oppassen geblazen

kale taal die een kool stooft
klinkers doorgroefd in een rij
medeklinkers in mijn hoofd
liggen er gehavend bij
aangegaapt door pretletters
van een grijnzend alfabet

in volzin en vetspetters
stooft mijn kool van a tot z
trekt een kromming in de maag
tot Schoorl kan je het ruiken
wacht u voor de hinderlaag
mijn scheet schuilt in de struiken
Voor het eerst in mijn grumpy bestaan schreef ik een ingezonden brief.
Deze werd met grote belangstelling gelezen maar kon. zoals ik begrijpen zou, helaas niet worden geplaatst.....



Ben ik nu zo dom of...

Iedere dag weer becommentarieert de grote Grunberg een leuk en reeds door een andere columnist verzonnen onderwerp. In zijn zo kort mogelijke voorpaginapraatje etaleert hij dan zijn onnavolgbare diepzinnigheid. Ondanks mijn redelijk verstand is nog nooit één van zijn waarheden op bedoelde grootte binnengekomen. Deze Grunberg draagt de nieuwe kleren van de keizer en hult zich in een waas van gebakken lucht en nimmer blijkende schijn.

P.J. Buijs

Den Andel

maandag 24 januari 2011

Simpel en toch leuk

Reagerend op mijn stukje over blote mannen schreef mevrouw W. te U. het volgende:
Aangezien u - in uw niet genoeg te prijzen proza - de geklede man onbesproken laat, zal ik proberen een duit in uw zakje te doen. U moet weten ik val erg op mannen in ‘Lederhosen’ en bij navraag onder vriendinnen op de volleybal -en leesclub bleek dit voor veertig procent van de dames te gelden. Zo een lederen broek maakt van de grootste schlemiel nog een lekker ding. Ook het gemak van de voorlader, vooral in dicht op elkaar geperste menigten, is door geen kledingstuk te evenaren. Zet de man in kwestie een groen jagershoedje op en ik laat gegarandeerd een slijmspoor achter. Hoogachtend, mevrouw W. te U.
Ik kan u berichten mevrouw W. dat ik - uiteraard na ruggespraak met de baas - ben overgegaan tot aanschaf ener Lederhosen. Hij schuurt nog wat aan de dijen, dus ik ben er nog niet mee naar buiten geweest, maar ik voel nu reeds mijn zelfvertrouwen groeien.
Odalis

Ze is er weer, mijn kleindochter die niet zo klein meer is. Hoewel ze pas tien is (bijna elf opa), okay bijna elf, begint ze al dameskenmerken te vertonen en dat bevalt me maar niks. Het gaat me weer eens te snel allemaal. Gisteren bracht ik haar nog voor het eerst naar de kleuterschool en vandaag groeien er al tietjes aan. Aan de baas heb ik geen steun in deze. Zo gaan die dingen zegt ze, met de nuchterheid van een droogstaande alcoholist. Natuurlijk, ik ben vanwege die nuchterheid - en nog veel meer geweldige kwaliteiten die ik allemaal niet bezit - op haar gevallen en ze mag nooit dood, maar een klein beetje medeleven in dit geval, is dat nou zoveel gevraagd?
Ze is zangeres, het Odaliske. Niet beroepshalve, maar uit overtuiging. Als peuter al. Dwars door een plensbui, meegesleept in de buggy, zong ze haar zelfverzonnen versies van vrolijke kinderliedjes. Zingen is haar medicijn. Terechtgewezen zingt ze onder de douche, door snot en tranen heen. Weidiewodiewoelofjoe... tirajoemienaideskaiisbloehoehoe.
We hebben zojuist even gemeten of ze nog op mijn schoot past. We zitten op de grens maar het kan nog net.

zondag 23 januari 2011

wakker

soms kreun ik in mijn slaap
dan heb ik ergens spijt van
ik rook wat en drink een glas water
vanwege het nooit meer kunnen over doen
wordt het later en later

woensdag 19 januari 2011

Net als in de film

scène 1 
Hoe wilt u uw vingers, gebroken of verbrijzeld?
Ja, wacht eens even, daar heeft niemand mij iets over verteld. Heeft u niet een ietsje minder pijnlijke oplossing?
Hoor eens vader, we zitten midden in een televisiefilm over de maffia, u wacht hier nou niet precies op een gratis manicure.
Nee, dat begrijp ik. Om hoeveel vingers gaat het denkt u?
Nou, als de baas een vinger krijgt neemtie gelijk de hele hand, zaken zijn zaken.
Juist ja, uh... breken dan maar?
Uitstekend. Meneer Buscemi is zo bij u.

scène 2
Ah meneer Buscemi. Laat ik beginnen te vertellen dat ik een groot fan van u ben.
Knak.
Au. Verdikkeme, u laat er warempel geen gras over groeien.
Knak.
Au. Ik hoop dat ze die vingers in het ziekenhuis een beetje knap kunnen zetten. Nee, de wijsvinger niet alstublieft. Daar type ik mee.
Knak, knak.
Au, au. Toe maar, twee tegelijk. U zit zeker krap in uw tijd. En hoe gaat het met mevrouw Buscemi?
Knak.
Au. En dat is vijf. Mooi gebroken zie ik. Bedankt voor uw tijd meneer Buscemi. En mag ik u vooral complimenteren met uw stille spel?

dinsdag 18 januari 2011

Vriendschap heeft zijn prijs

Als iemand zich nadrukkelijk je vriend noemt moet je oppassen. Die iemand is dan van plan je een oor aan te naaien waar een ezel zich niet voor zou hoeven schamen. Dat is dus geen vriend maar een boef en hoewel je niet kieskeurig bent tel je geen boeven onder je vrienden. Omdat je bij vrienden geen kritiek hebt op wat of wie ze zijn, gaat het er dus om wat ze niet zijn en daar uitvloeiend wat ze niet doen. Zo gebruiken mijn vrienden bijvoorbeeld geen zoetjes. Dat luistert nauw bij mij. Zie ik ze één keer een zoetje nemen, dan volgt een waarschuwing. Bij herhaling wordt onverbiddelijk de vriendschap opgezegd. Dan ben ik al zo van de kook dat ik voor de grofste scheldwoorden niet terugdeins...  (“stroopwafel, honingdas, suikerbiet, zoetekauw”).
Ik heb een vriend die laatst, in een brief, tot twee keer toe ‘de liefde bedrijven‘ schreef. Bats, klabam midden in de roos mijner woordallergie. Twee weken heb ik rondgelopen met een hoofd als van een Tasmaanse duivel terwijl het snot mij uit de ogen liep. Goed, de vriend in kwestie heeft zich in het stof gebogen en herhaling uitgesloten, maar hij heeft geen idee op welk een slap koord hij danste en hoe dun het ijs is waarop hij zich nu beweegt. 
Definitieve uitsluiting en verbanning naar de hel der ex-vrienden kan men bewerkstelligen door het dragen ener afritsbare broek. Dan zijn mijn rapen pas echt gaar. Zoiets doet een vriend niet. Is er dan helemaal geen compassie meer denk ik dan, geen fijngevoel?
Whoe Peter, hoor ik u denken, ik zou best je vriend willen zijn, maar als ik dit zo lees zou dat best eens ingewikkeld kunnen worden. Is er dan wel enige manier om bij jou in het gevlei te komen? En inderdaad... dat wordt moeilijk, maar u kunt proberen een beginnetje te maken. Op aanvraag verstrek ik u graag het nummer mijner bankrekening. Kleine bedragen worden teruggestuurd.

maandag 17 januari 2011

Interview met de bewindsman

U bent nu ruim een jaar Staatssecretaris voor Kleine Dingen, hoe kijkt u terug op deze tijd?
Met plezier en trots.
Trots waarop?
Trots op de behaalde resultaten. Ze lijken klein maar zullen gewichtig blijken op de weegschaal der tijd.
Noemt u eens een voorbeeld?
Het rondslingeren van sinaasappelschillen bij de openbare basisschool te Den Andel. Een schilletje af en toe kan geen kwaad, de natuur heeft zo zijn zelfreinigend vermogen, maar er bleek een structureel rondslingeren met een ontwrichtende werking op de microkosmos die zo’n dorp toch is. Voor je het weet krijg je een zelfde situatie als in pak hem beet Valencia. Sinaasappels, mandarijnen, apenootjes door elkaar, dus nadat de klacht was doorgedrongen tot ons secretariaat heb ik onmiddellijk een stuurgroep ingesteld. En met resultaat mag ik wel zeggen.
Er slingert dus niets meer rond?
Ik acht deze vraag niet opportuun.
Laat ik het dan anders stellen. Wat is het concrete resultaat?
Dat laat zich, net als bij veel andere kleine dingen, niet meten. U moet het meer algemeen zien en met een gekleurde bril.
Uit navraag in het dorp blijkt dat het probleem zich slechts verplaatst heeft. Het schoolplein ligt er aangeharkt bij, maar rond het Dorpshuis is het plaveisel oranje gekleurd van de sinaasappelschillen. Uw reactie?
Ik krijg nu echt het gevoel dat u me tracht te demoniseren en wil het gesprek daarom op dit punt beëindigen. Het ga u goed.

zaterdag 15 januari 2011

Poelier van de Tsaar

Neem mij mee zo smeekte ik de voerman. Neem mij mee en mijn vader Nicolai Nicolaiev zal u rijkelijk belonen. 
Nicolai Nicolaiev? Die is verzopen in de Wolga, of in de wodka, zo precies weet ik het niet, maar ademhalen doet hij al jaren niet meer. 
Mijn lieve vadertje dood? Hoe kon het lot mij zo wreed treffen. En ons prachtige landgoed dan, dat zoveel vierkante wersten beslaat dat men er - zelfs met een heel goed paard - een week over doet om het te doorkruisen? 
Dat is nu eigendom van de rentmeester, of de schoolmeester, iets met meester erin. 
Meester Moscovitch? 
Ja die. 
O mijn God. Alles lijkt verloren. Een berooide knappe jonge vrouw ben ik. En een wees bovendien. Hoe moet het nu met mij verder? 
Nou heb ik een zwager en die doet toevallig iets in de ruitdistributie, nee... kozijncontributie, nee...  
Uh raamprostitutie? 
Ja dat. Misschien iets voor u? 
Hm, tja, laten we dat dan maar doen. Dus ik mag op de bok klimmen? 
Tuurlijk mevrouwtje. U altijd.

donderdag 13 januari 2011

ik houd niet van die grappen

U kent natuurlijk het verhaal van de mannen die met behulp van een parapluie van het dak ener brandend hotel springen en het er, zei het met enig letsel, levend vanaf brengen. Zoniet de Belg die bij gebrek aan een parapluie, gekleed in een geel regenpak naar beneden springt. Daar wacht hem het lot der domheid en de postume hoon der overlevenden. Het laatste geluid dat hij maakt  is PLOFF.
Ho eens even...  zult u dan misschien zeggen, misschien was deze Belg niet dom, maar slechts onwetend. Misschien woonde hij wel op de taalgrens. Misschien was dit verhaal wel heel anders afgelopen als hij het juiste onderwijs had kunnen genieten... Eventueel bijzonder onderwijs.
Deze gedachte doet een niet te stuiten lach vanuit mijn binnenste wellen. Ha, ha. Denkt u toch even na alstublieft. In de eerste klas van de lagere school had men hem dan toch geleerd dat je met een parapluie ook niet kunt vliegen? U zult met sterkere argument moeten komen, want hier wordt mijn plas niet lauw van.
Ik denk dat het komt omdat deze Belg een mannetjesbelg was. Vrouwtjesbelgen doen zoiets niet. Mannetjes wel. En niet alleen Belgische mannetje hoor. Dattu niet denkt dat mijn motieven onzuiver zijn. Nee, ik bedoel mannetjes over de hele wereld. Zo heeft ooit een mannetje ergens bedacht dat het heel goed is om te vechten voor de vrede. Dat doen ze nu al eeuwen maar aan een conclusie trekken komen ze niet toe, want er is geen tijd vanwege aanstaande schermutselingen.
Mijn voorstel is simpel en daardoor geniaal. Eerst moeten alle mannen hun schietdingetjes inleveren. In ruil krijgen ze een geel regenpak uitgereikt. Als alle mannen hun pak aanhebben laten we ze op elkaar los. Spugen, krabben en bijten mag niet en leidt onherroepelijk tot diskwalificatie.
 

woensdag 12 januari 2011

Over managers

Een groot aantal jaren geleden schreef ik het lied ‘Quizmasters moeten dood’, blijkbaar een respectabel verlangen want er kwam geen protest. Zelfs de volledig uit slijm opgetrokken Jaques van Ancona vond het een prachtlied. Nu deed vriend Frans mij het voorstel om de titel te vervangen door ‘Managers moeten dood’ en ik steun dit plan, zei het gedeeltelijk. Vanwege ingeslopen mildheid hoeven ze voor mij niet meer dood. Een veroordeling tot ‘levenslang achter een lopende band’ lijkt mij voldoende.
Er is bij managers namelijk een verzachtende omstandigheid die door niemand nog zo is opgepikt maar die, nu ik hem aan u voorleg, spoedig opgeld zal doen. Ik voorzie voor mijzelf een druk bestaan als getuige a décharge bij aanstaande processen tegen falende managers.
Laat ik verklaren: het managersgilde, bestaat - op een enkele uitzondering na - uit autistoiden, rekenaars met een grote hang naar structuur, de boekhouders onzer mensheid. Toen management nog niet was uitgevonden, was er voor deze mensensoort voldoende werk. Al naar gelang hun vermogens konden ze horlogemaker worden, professor in de wiskunde of landarbeider. Zolang er geen mensen of omstandigheden waren die hun programma in de war schopten was er voor hen geen vuiltje aan de - toen nog schone - lucht.
Na aanvang der industriële revolutie werden de boekhouders managers. Het werd zelfs een vak dat men kon studeren. Uiteraard werden de lessen verzorgd door de toppers uit het vak. Jaar in jaar uit werd de managementboodschap doorgegeven en verbeterd; “Je hoeft niets van mensen te weten, niets van onverwachte situaties, maar je moet je cijfers op orde hebben". Koren op de molen van onze autistische medemens. Hij (de meeste zijn hijen) kan zich namelijk niet in de medemens verplaatsen. Zulks is hem onmogelijk. Wat hij in de loop van zijn leven leert over dagelijks verkeer met anderen is het imiteren van emoties en omgangsvormen. U herkent de autist in uw manager aan zijn slechte timing en volledig gebrek aan humor, beiden niet te imiteren.
Ik mag dan wel een onsje milder geworden zijn, maar politiek correct ben ik nog lang niet, vandaar mijn voorbeeld van de autistoide ambtenaar Adolf Eichmann. Topmanager ten tijde van Nazi Duitsland. Hij diende de logistiek en het vervoer van miljoenen Europese joden naar de gaskamers te regelen en dat was geen eenvoudig klusje. Toch kreeg hij het voor elkaar. De treinen naar Auschwitz reden op tijd, en het aantal afgeleverden werd  tot op de kleinste baby geregistreerd.
Tijdens zijn proces in 1962, verklaarde hij zich op alle punten van de aanklacht onschuldig. Vanuit autistoide oogpunt gezien, een normale reactie. Immers, hij is niet in staat tot het invoelen van menselijk leed en legt geen verband tussen cijfers en realiteit.
Zo ook dus ons huidig managersgilde. Voortdurend is het niets ontziend aan het organiseren en reorganiseren. Daar waar een nieuwe manager verschijnt wordt stante pede gereorganiseerd. Schalen worden zo vergroot, verkleind en weerom vergroot dat het hem en alleen hem een lieve lust is. Dit alles tot schade zijner niet door hem bemerkte medemens.
Mijn oplossing is eenvoudig. Flikker ze er allemaal uit die lui. Hef overal het management op en verbied het woord managen. Al ras zal het zelfherstellend vermogen uwer organisatie blijken. Taakjes worden als vanzelf door deze en gene overgenomen en iedereen gaat fluitend naar het werk.
De ex-managers tenslotte, nemen plaats achter de lopende band en worden ook heel gelukkig. De stress valt met bakken van hen af en dag in dag uit vervullen ze een zich eindeloos herhalende happy handeling.
In de avond zitten ze thuis, op zolder, spelen met hun treintjes en managen hun eigen geheime wereld. 

dinsdag 11 januari 2011

ff bellen

Ik heb zojuist geprobeerd even te telefoneren met mijn stokoude moeder Machteld. Dat ging niet geweldig. Ze is zo doof dat ze geen idee heeft met wie ze spreekt. Het gevolg is een minuten durende spraakverwarring. Als ze éénmaal doorheeft dat ik het ben blijkt dat ze geen tijd voor me heeft. Ze moet namelijk het dienblad waar ze zojuist van gegeten heeft op de gang zetten, waar het weer opgehaald zal worden door vriendelijk personeel van het huis waarin ze woont.
Prioriteiten veranderen naarmate een mens veroudert. Waar mijn moeder altijd stevig met twee benen in de maatschappij was verankerd zweeft ze er nu geheel boven. Haar spreken is verblikt en haar zwijgen heeft vanwege het gedwongen karakter zelfs geen gouden randje.
Ze heeft pijn, voortdurend en alles bepalend. Ergens in haar schaamstreek is iets ongeneeslijks. Zitten, staan, liggen, plassen, schuifelen, het doet haar pijn. Van de pittige bestrijding krijgt ze enge visioenen. Daarom gebruikt ze liever het slappe spul dat niet helpt. Haar wereld is vernauwd tot een met pijn gevuld kamertje op de vijfde verdieping van een geriatrische blokkendoos.
Maar sterven doet ze niet, mijn stokoude moeder. Ze zal zich, tot haar laatste vezeltje wilskracht is gebruikt, tegen de dood verzetten. Ze heeft maar één leven en dat is de laatste jaren lang niet best, maar ze is eraan gehecht.
Het is vanwege deze akelige, mensonterende laatste periode in het leven dat mensen er een ontsnappingsgeloof op na houden. Vredig inslapen omdat de hemelse vader op je wacht of - als je een indiaan bent - de eeuwige jachtvelden lijken dan aantrekkelijke gedachtes.
Mijn moeder Machteld gelooft in niets. Nooit gedaan ook. Dit is het en anders niet en als ik het niet erg vind gaat ze nu het dienblad waar ze zojuist van gegeten heeft, op de gang zetten.

donderdag 6 januari 2011

Vriend Huib

Ik schrijf u vanwege Ruud, die we beiden kennen en Gerry Rafferty die dood is. Het gaat over lang geleden, onze aderen kalkten nog niet, ons haar golfde op de schouders, de meisjes droegen jurken van hun oma en onze toekomst was al een beetje begonnen. Ik bestond al negentien jaar en woonde in een personeelshuis genaamd Schroeder v.d. Kolk, negentiende eeuws pionier in psychiatrisch humanisme. Voor het gebouw stond mijn lelijk eendje te verdorren. Ze wilde niet meer rijden zo leek het, dus ik schonk haar lijk aan een bebaarde eendenvriend. Deze sleutelde een kwartiertje en stuurde toen, vrolijk toeterend, mijn lief pruttelbakje uit het zicht. Een belangrijk leermoment waaruit ik opmaakte dat auto's soms ook gerepareerd kunnen worden. Schroeder v.d. Kolk bestond uit een gang met aan weerszijden een tiental kamertjes van een stoere twee bij drie meter. Met het door de inrichting meeverhuurde bed erin was de kamer volledig gemeubileerd. Meer was er niet. Ja, er was nog een grote huiskamer, maar die zat op slot. Tot Ruud hem kraakte, belegde met tapijten (tapijten waren erg in, een mens zijn rijkdom werd toen nog in tapijt gemeten), een paar stoelen en een bed waarna hij de ruimte open verklaarde voor bezoek. Hippies waren we vriend Huib, maar leuke hippies. Op Johnnie na, die zijn heroïnespuit onder mijn tafeltje verstopte en een idioot liet verbranden in bad, maar dat is weer een ander verhaal. Ruud zag er uit als de geromantiseerde Italiaanse afbeelding van Christus de Kaukasiër en zijn vriendin Tineke als Maria Magdalena tijdens de voetwassing. Een knap stel deze twee. Gesoigneerde hippies zeg maar. Daar zaten we dan, des avonds na onze arbeid in dienst der verstandelijk onderbedeelde medemens, dronken een kopje thee, smoorden een jointje en luisterden naar de twee grammofoonplaten van Ruud. Eén van Crosby enzovoort en één van de Humble Bums. Twee door hun platenmaatschappij bij elkaar gezette Schotten die - verschillend als ze waren - alleen op deze manier een plaatje mochten maken. De één, Billy Connelly, was een opgewekte grappenmaker, de ander, Gerry Rafferty, een romantisch melancholicus. Sinds die tijd zit hij in mijn bloed, deze oude droevige Gerry en fluit, zing en beluister ik zijn liedjes van weemoed en kippenvel. Romantici kunnen niet tegen de wereld, vriend Huib. Die is in werkelijkheid zoveel lelijker dan in onze dromen. We dompelen ons onder in dope om te vergeten en weer te vergeten. Gerry heeft zich stuk gezopen. Kraaien hebben een leven lang aan zijn lever gepikt totdat de dood hem genadig meevoerde naar eeuwig bloeiende weiden. Daar klinkt zijn heldere stem;
Please sing a song for us, play your guitar
There isn't one of us who cares who you are

Als altijd uw Buijs
Mr. Hyde

De baas is overdag niet thuis. Dan lijd ik het leven ener ongetrouwde man. Als alle vrijgezellen doe ik dan aan actieve zelfverwaarlozing. Schema, stramien en structuur worden moeiteloos ingewisseld tegen richtingloos gemijmer en eindeloos rondzwerven door de krochten mijner woonst. Gedurende deze staat van afwezigheid heb ik wel wat handigheidjes opgepikt om te voorkomen dat ik slapend van de trap val of dat mijn vingers vastvriezen aan het vriesvak der koelkast. Verwaarlozing maakt vindingrijk. Terwijl de tijd rond mij voortraast probeer ik haar te winnen met slechts door vrijgezellen te waarderen bliksemacties waarover van tevoren uiteraard niet wordt nagedacht. Zoals vanochtend. Ik las de krant en moest poepen. Een georganiseerd mens neemt dan de krant mee naar de plee maar zulks is bij ons onmogelijk daar ons privaat slechts wordt verlicht door een peertje van drie Watt. Die mogelijkheid tot het voeden der geest verviel dus, maar de overlever in mij wist raad. Snel -  want met groeiende spanning op het rectum - een kop koffie gemaakt, deuren van kamer en plee opengezet, de televisie aangezet, afgestemd op het journaal en met een zucht neergedaald op de pot, voor wat mijn Achterhoekse schoonvader ‘een rustekakke’ zou noemen. Dat journaal moest even want er was een rampje dat ik niet wilde missen. Ik zat nog maar juist te bevallen of het nieuws maakte plaats voor Max, de omroep voor dementerende bejaarden. De uitzending ging over het koninklijk huis en wat voor leuke mensen dat toch allemaal waren en hoeveel ze van ons, het gewone volk, hielden. Daar zat ik, aan tijd en plaats gebonden, als altijd - als het over dat tuig gaat - bevangen door buiten het verstand groeiende woede en de afstandbediening buiten handbereik. Op zo’n moment zou ik best, hoe zal ik het zeggen uh...  normaal willen zijn.

woensdag 5 januari 2011

Een hele verbetering

Zo. Vandaag eindelijk geholpen. Ik had een timmermansoog. Daar valt - op zich - nog wel mee te leven, maar ik zag op den duur nog slechts details. ‘Het grote geheel’ viel buiten mijn blikveld.
Na enig gepruttel en gepruts - chirurgen ouwehoeren altijd alsof je er niet bij bent als ze in je aan het snijden zijn - werd een minuscuul maar gaaf duimstokje uit mijn oogbal verwijderd. Ik heb het als aandenken, in een potje, mee naar huis gekregen, maar het lijkt nu te klein om naar te kijken.
Vanwege het verband type ik tijdelijk met één oog, dus als u een faut ontdekt houd ik me aanbevolen.

dinsdag 4 januari 2011

Een korte uitleg

Peter, wat schrijf je weinig, is er iets, wilde mijn enige fan van me weten.
Nee, niets aan de hand, maar ik moest van de dokter met het lipbelletje een hobby. Oude mensen helpen met koffiedrinken en rolstoeldansen mocht ook, maar ik verkoos de hobby. Zodra ik er een vond zou zich een dagbestedingmetamorfose aan mij voltrekken. Ik moest maar eens opletten sprak de empatische regioarts.  
Nu wilde ik geen hobby die een ander al beoefende. Voor je het weet ben je lid van een club waar je geen lid van wilt zijn en moet je eerst met iedereen ruzie hebben voor je geroyeerd bent. Daar kunnen slepende jaren over heengaan.
Na enig denkwerk was ik er uit. Ik ging me toeleggen op het bouwen van scheepswrakken in een fles. En met succes mag ik best wel zeggen en schrijven, want sinds mijn interview in de Wiekslag (de filosofie van het wrak) stromen de opdrachten binnen.
Mijn werkwijze is even simpel als doeltreffend. Ik snijd, zaag, plak en knip een scheepsmodelletje. Als het af is leg ik het onder mijn stoelkussen en ga er een poosje op zitten. Dan prak ik het met een ballpoint door de hals van een fles en vul deze met slootwater. Even schudden en klaar is Kees. Het resultaat lijkt verbluffend veel op onderwaterarcheologie. Je ziet bijna niets, maar je weet dat het er moet zijn.
Zoals dat bij mij gaat met succes, had ik er al weer rap genoeg van en bleek de uitdaging sneller verdwenen dan hij komen kon. Ook raakte ik - er moesten wel lege flessen op voorraad liggen - hopeloos aan de drank.
Ik rommel nu dus al weer aan mijn tweede hobby sinds de kerstdagen.  Deze herbergt in potentie een nog grotere genialiteit dan de vorige. Ik ga een film beschrijven in een boek. De lezer moet de filmbeelden er zelf bij fantaseren. Bij het denken aan de eventuele uitkomst van deze creatieve samenwerking tussen schrijver en lezer, lopen nu reeds de koude rillingen over mijn lijf.
Als er dus niets van mij te lezen valt, ben ik aan het schrijven.