dinsdag 17 mei 2011

Vliegen is voor vliegen

Morgen speel ik een paar uurtjes toneel. Vanwege mijn perfecte spel zal dit niet veel mensen opvallen. Ik mag een poosje naar mijn vriendje in Frankrijk en reis in een glimmende Air Francetorpedo. Twee uur lang zal ik acteren dat ik niet bang ben. Wie is toch die heldhaftige man met dat leuke sikje zullen de in doodsangst verkerende medepassagiers elkaar aanstoten. Heeft die man geen zenuwen. Echt wel een dappere oude pik.
In werkelijkheid zal ik, geholpen door mijn fantasie, duizend doden sterven en bij aankomst een versteend klompje mens zijn.
In 1968 (stil zijn kids, opa vertelt) vloog ik voor het eerst. Van Amsterdam naar Edinburgh om op het gelijknamige festival te spelen met het Nederlands Jeugdtheater. Het moest allemaal op een goedkoopje dus had de organisatie een oude Dakota geregeld die van binnen en buiten met plakband bij elkaar werd gehouden. Vanaf het ogenblik dat de mottige wielen de startbaan loslieten probeerde het kreng walmend en ronkend hoogte te winnen. Zodra we een klein stukje stegen viel het weer net zo hard naar beneden. Luchtzakjes piepte de krijtwitte stewardess die zich daarna in haar stoeltje vastgespte en gedurende de reis niet meer vertoonde. Van mijn medespelers hoefde ik geen steun te verwachten. Die speelden allemaal hun eigen hysterische spel dat voornamelijk bestond uit hijgen (stijgen) en krijsen (vallen). Toen de kreupele vogel na een reis van dagen in Schotland neerdaalde wist uw aanstaande reiscorrespondent heel zeker dat mensen niet horen te vliegen en zwoor hij nooit meer anders te zullen reizen dan per trekschuit.
Mocht u morgen vernemen dat het vliegtuig van Amsterdam naar Toulouse is neergestort, weet dan dat ik, alleen in mijn stoel en door niemand aanschouwd, nog een rol van wereldklasse heb gespeeld.

maandag 16 mei 2011

Geachte chef van ons district

We hadden alles goed gedaan vanochtend om negenhonderd uur precies. De seinwachter had de wissels gezet, het water voor dorstige reizigers pruttelde in de samowar en ik stond - gewapend met mijn fluit en spiegelei - gereed op het perron. Maar er verscheen dus geen trein. Ook niet na een uur, twee uur, of de rest der dag. Op het silhouet van een kariboe na, bleef de horizon leeg.
Dus ik naar Irkoetsk telegraferen, dit en dat en waar de trein bleef? Die was dus gewoon op tijd vertrokken, kreeg ik als antwoord en of ik alsjeblieft op mijn eigen treinen wilde passen, maar als ik hier op mijn stationnetje zit, hoe kan ik dan weten dat iemand halverwege de reis een trein jat? Dit is nu alweer de derde dit jaar en als het zo doorgaat zit onze mooie Republiek straks zonder openbaar vervoer.
Ik zou u in overweging willen geven eens bij de chef van de spoorwegpolitie te gaan kijken. Een jaartje terug stond er bij hem ook al een locomotief in de achtertuin waarvan hij zogenaamd niet wist hoe die er gekomen was en zijn hele familie zit in het oudijzer en zware metalen.
Dat deze ooit op slinkse wijze, namelijk door haar dampende koolsoep met vermicelliletters te bereiden, er met mijn verloofde, de mooie Olga met de glanzende hertenogen vandoor is gegaan, heeft met de zaak hoegenaamd niets te maken. Ik ben met de vrouw die ik nu heb, hoewel ze een borstelsnor heeft en zo scheel is dat ze in haar kontzak kan kijken, ook heel gelukkig.

Uw stationchef 

donderdag 12 mei 2011

Joh vindt het niet leuk

Er zit iets in Joh zijn sok. Hij voelt het duidelijk.
Gewoonlijk is hij voor geen kleintje vervaard. Vindt zichzelf echt wel een hele kerel. Met voorwerpjes in zijn sok ligt het even anders. Dan lijkt Joh wel het prinsesje op de erwt. Binnen de kortste keren voelt het zaadje, zandkorreltje of stukje schelp aan als een rotsblok, als een flatgebouw, als een werkende vulkaan. Dan trekt Joh het niet meer. Treedt buiten zijn emotionele oever zeg maar.
Nu ook. Het ongeïdentificeerde object in zijn sok dient verwijderd. Met onmiddellijke fucking ingang.
Wankelend staat hij op één been. Schoen uit. Veter maakt hij later wel los. Dan de sok. Moeizaam doet Joh een poging en valt om. In een boterzacht heggetje met mooie witte bloempjes. Zo mooi is dat heggetje nu niet meer. Dat ziet hij wel.
Uit het huis van het heggetje stormt een oud mevrouwtje. Zij draagt een bezem. Met de bezem slaat zij Joh op zijn hoofd. Deze, op zijn beurt, zet het op een rennen.
Als hij omkijkt, op veilige afstand, ziet hij het oude mevrouwtje.
Ze draagt juist zijn schoen naar binnen en zwaait met haar bezem.
Joh moet op één schoen naar huis. De baksteen zit nog steeds in zijn sok.
Hij voelt een aanvalletje van zelfmedelijden opkomen.
Zombie in de mist

Ik ben geleidelijk afgekickt van de antidepressiepilletjes. Ik leek wel een combinatie van de Bhudda en een filmzombie. Dik en halfdood. Dat schoot niet op. 
De eerste effecten prikken reeds door de mist. Ik kan bijvoorbeeld al weer heel hard lachen bij een goede grap op de tv. Dan schuddebuik ik van jewelste en kraai het uitbundige lachje dat ik van mijn vader heb geërfd. Dan weet ik dat ‘de baas’ vanuit de achtergrond naar mij kijkt en zich afvraagt of ze zich moet afvragen of ik wel helemaal goed ben. Gelukkig voor haar hoeft dat niet omdat ze weet dat ik nog nooit helemaal goed ben geweest.
Zo kijk ik met het grootste plezier naar “Domme meisjes in de jungle”. Als één van de meisjes dan op de vraag; ‘noem eens een belangrijke Surinamer’ geheel oprecht Nelson Mandela oppert, val ik uit mijn stoel van de onstuitbare giechel.
Ook andere emoties lijken weer wat te worden aangescherpt, hoewel ik natuurlijk altijd al een enorme jankbek was. Ik ben al heel lang liefhebber van het “Volendams Mooizingen”. Ze hebben daar een lange traditie van meerstemmig over het water galmen. Geërfd uit de Katholieke boedel, want grefo’ s mochten alleen hele noten en gingen bij de lichtste uiting van meerstemmigheid direct naar de hel. Enfin, ik moest dus naar Nick en Simon in Memphis kijken gisteravond. 
Eén van de mannen ging op bezoek bij een soort muziekschool, pakte zijn gitaar en begon ‘Sitting by the dock of the bay’ te zingen. Binnen een oogwenk zong alle jeugd mee, werd er geklapt en gedanst, klonk het ook nog eens prachtig en zat ik met de tranen in mijn ogen een hooikoortsaanval te imiteren.
Jammer aan die Volendamse Mooizingbandjes, is dat ze in al die jaren (correct me if I ’m wrong) nog nooit een goed liedje hebben geschreven, maar misschien is dat nu wel juist de grootste prestatie; ‘heel prachtig enorme kutliedjes zingen’. 

donderdag 5 mei 2011

vroeger 6

Het was als vroeger kind ook lang niet makkelijk om met een stadsbus mee te rijden. Daar had je een bewijs van goed gedrag voor nodig en dat kreeg je niet zomaar. Er was nog een hoop willekeur toen. Dan moest je achter de bus aanrennen om nog op tijd op school te komen. Je liep dan met een hele kluit van die kids. Dat schiep weliswaar een band, maar het was toch een beetje een band van de armoei. Soms lijkt het wel eens of oude tijden weer terugkomen. Pas nog zag ik iemand achter een taxi aanrennen.
vroeger 5

Buren had je ook niet vroeger. Die moest je aanvragen. Daarna was het ook nog maar afwachten wie er naast je kwam wonen. Als je geluk had was het een bakker met zijn gezin, of een melkboer. Had je pech en was het bijvoorbeeld iemand van de Gemeentereiniging, dan ging het al snel ontzettend stinken in de buurt. Het ergste dat je als kind mee kon maken was als er een onderwijzer naast je kwam wonen. Dan zat je de hele tijd strafwerk te maken. 

woensdag 4 mei 2011

vroeger 4

Wij hadden een lel van een boekenkast thuis. Er stonden alleen geen boeken in, want boeken kostten centjes. We hadden een voorraadkast, die was zo diep dat je het einde niet kon zien, maar voorraden lagen er niet in. Zelfde verhaal... lege portemonnaie. Overal stonden kleerkasten... leeg. Wat dacht je dat kleren toen kostten? Die werden ook nog allemaal op de hand gemaakt. Nee, voor kleren was beslist geen geld.
Heeft mijn vader op enig moment al die kasten uit huis gesloopt. Hadden we ineens het grootste huis van de buurt. Vonden mijn ouders het weer allemaal veel te leeg. Hebben ze er een paar kinderen bijgenomen. Die kostten toen nog zowat niets.

dinsdag 3 mei 2011

vroeger 3

Mijn Opa was vroeger openluchtfotograaf. Dat moest ook wel want hij en Oma waren chronisch dakloos. Als doka had de patriarch een rond gat in de grond. Dan daalde hij met zijn manke poot een laddertje af en eenmaal beneden gaf hij Oma een seintje. Die ging dan met haar dikke kont boven op dat gat zitten. Daar kwam heus geen straaltje licht meer bij.
Evengoed een taaie tante hoor, die Oma van mij. Ik herinner me dat ze aan haar galblaas werd geopereerd. Verdoving was toen nog optioneel dus dat ging onverdoofd. Maar ’s avonds stond ze toch alweer mooi Zaanpaling te roken en het was die week Koninginnedag dus de volgende dag werd er ook weer gewoon geklompendanst voor de burgemeester.
vroeger 2

Wij aten vroeger uitsluitend biefstuk. Er was nu eenmaal niets anders. Dan kan je wel zeuren, maar daar heb je nog geen karbonade mee, of een onsje boterhamworst. Wij werden realistisch opgevoed en daar ben ik nog immer dankbaar voor.
Ondertussen zijn de sluizen der welvaart geopend en is er iedere dag wel boterhamworst of cervelaat, maar als ik even de kans zie, dan doe ik aan nostalgisch eten. Biefstukje in de pan, klontje boter erbij en dan stiekem geilen op de geur van vroeger.

maandag 2 mei 2011

de boer

o de vrouwen ooit door hem genomen in het zand
zou de herinnering hen nog aan de billen schuren
hij nam ze snel en kneep met ruwe hand
vakantieliefde mocht niet te lang duren

door westenwind en brandingruis
mende hij zijn paard naar huis
daar wachtten, al even ruw bemind
zijn vrouw en enig kind
vroeger 1

Mijn vader zat in de straathandel. Om zijn zaakjes te verplaatsen maakte hij gebruik van een handkar waaraan maar één wiel zat. Het andere was gebroken en repareren te begrotelijk. Daarom moest mijn moeder mee de baan op. Zij droeg de as van de wagen in haar handen terwijl mijn vader duwde. Een enkele keer werd Pa ergens binnengevraagd. Om over zaken te spreken of voor een kop koffie. Moeder moest dan buiten blijven want anders zakte de kar scheef. Daar was ze dan wel eens pissig over. Soms, als mijn vader luidruchtig baadde in de zinken teil op de binnenplaats, verstopte ze zijn sokken. Dan moest hij met blote voeten naar bed.