zondag 28 augustus 2011


Was ik maar anders

Ik kwam een oude bekende tegen op een terrasje. Toen hij naast me kwam zitten was hij nog onherkenbaar, verpakt in een wielrenhansopje, met helm en gezichtsbedekkende zonnebril, maar toen hij zich, terug tot zijn essentie, had uitgepeld herkende ik hem en hij mij. Hoe het met mij ging? Dat hield niet over. En met hem dan? Uitstekend mocht hij wel zeggen. Hij en zijn vrouw rentenierden. En ze waren reuze bezig met geestelijke verdieping. Hoe dan? Chakra-healing en kleurentherapie. Ze waren nu zelfs zover dat ze ook andere mensen beter konden maken. Alleen op verzoek natuurlijk want ze drongen zich niet op.
Dit was het moment waarop ik enthousiasme had moeten tonen en 'goh wat leuk' had moeten zeggen, maar ik kon het weer eens niet opbrengen. Net als een tijdje terug met die bakfietsmoeder die haar kind Frodo had genoemd en hem voor zijn achtste verjaardag een didgeridoo had geschonken want dat was zo een heerlijk kosmisch instrument en Frodo had er echt een heel intens gevoel mee.
Hoe komt het toch dat ik niet kan omgaan met al die mensen die op zoek zijn naar zichzelf en hun betekenis in de kosmos. Tegen een kind van drie, dat zichzelf en een blaadje papier heeft gevingerverfd, huichel ik moeiteloos mijn bewondering, maar volwassenen die bij de Baghwan willen om fijn te worshippen, of naar Stonehenge reizen vanwege hun spirituele uitbouw, kunnen in mijn fantasie al snel rekenen op een langdurig verblijf in de Goelag Archipel. En als ze nou nog gelukkig werden van al dat gedoe, maar dat zit er ook helemaal niet in. Frodo zou er een moord voor doen (bakfietsmoeder doodgeslagen met didgeridoo) om gewoon Gerrit te heten en gitaar te leren spelen, maar dat kan helaas niet want hij en zijn moeder moeten zich verdiepen en verheffen. Hele hordes homeopaten, aurahealers, sjamanen, witte heksen, aardappelstempelaars en kleurtherapeuten zouden op slag werkeloos worden als men de kneus in zichzelf maar wilde erkennen. Ik ben een kneus, jij bent een kneus, tandenpoetsen en naar bed, maar helaas meneer Buijs, meneertje ongeloof, zo simpel is het allemaal niet en zal het, tijdens uw bestaan, ook niet worden.
Nu ik dit zo schrijf moet ik denken aan dat meisje van De Groene Waterman, de biologische winkel van zeventigerjaren Utrecht. Ze was vanwege haar geloof in bruine rijst (60 x kauwen op 1 hapje) en kikkererwten geheel doorzichtig geworden en sprak zo zacht dat je je oor in haar mond moest duwen om haar fluistering te verstaan. Bestellingen van een kilo werden door haar in porties van een pond verpakt anders werd het allemaal te zwaar. Dit meisje nu, zweefde volkomen gelukkig in het, zich buiten onze waarneming bevindende, Groothertogdom Anorexia. Misschien moet ik dus eerst maar eens beginnen met wat minder te eten.  

dinsdag 16 augustus 2011

En de heer sprak weer

En vandaag was het alweer raak. In de vijftiger jaren, in een katholieke inrichting, gedreven door mannen in zwarte jurkjes, stierven zomaar, in drie jaar tijd, vierendertig zwakzinnige jongetjes.
Gezagsdragers bleken ervan te weten, maar de Jezuïtische doofpot werkte feilloos. Ik moest denken aan mijn eigen tijd in de zorg, lang geleden toen we op Dennendal een model probeerden te vinden waarin geestelijk gehandicapten geen voorbestemde slachtoffers zouden zijn. Daar was het rechtse volk het niet mee eens. Onder leiding van justitieminister Van Agt werden we door een grote politiemacht van ons werk verdreven. Een bijzondere gelovige deze Dries Van Agt. Als goed leerling der Jezuïeten overtuigd van de noodzakelijke heerschappij van zijn kerk, ter bescherming van norm en waard. Omdat niemand op het idee komt deze gevaarlijke gek in een gesloten accommodatie te plaatsten, leeft hij zijn zondig leven op de Heilige Land Stichting en declameert hij, op uitnodiging, zijn oudtestamentische jibberish. Deze Van Agt nu, getraind en gehersenspoeld, met maar 1 doel voor ogen namelijk alle macht aan 'der stellvertreter' werpt zich tegenwoordig op voor de Palestijnse zaak. Met zo een vriend hebben de Palestijnen dus helemaal geen vijanden meer nodig.

maandag 15 augustus 2011

Aldus sprak de heer

Vanmorgen stond er een stukje in mijn krant over katholieke jongeren. Ze gingen iets katholieks doen met de Paus in Madrid. Er werd ze gevraagd over misstanden in hun kerk, pedopriesters en aanverwante misère. Nou, daar hadden ze allemaal wel een antwoord op; Dat was niet hun kerk, dat was een andere kerk, die van vroeger. Bij hun was nog nooit door een zwartrok in hun broekje gewriemeld dus waar hadden we het helemaal over?
Even verderop schreef de krant over een mevrouw in Pakistan. Ze zat al twee jaar in een donkere cel op haar aangekondigde dood te wachten. Iemand had beweerd dat zij, als ongelovige, uit het kopje van een ware moslima had gedronken. De dappere mannen uit het dorp begrepen maar niet waarom het rechtvaardige vonnis nog niet was voltrokken. Dood moest het mens.
Het wordt tijd dat deze God, Allah, Jahweh of hoe hij zich ook maar wil noemen, eens op de televisie verschijnt en decreteert dat het godverdomme nou maar eens afgelopen moet zijn met dat geloof in hem en dat wie het, godverdegodver, toch in zijn hoofd haalt om nog in iets anders dan in Sinterklaas te geloven, de rest van zijn leven niks anders meer te vreten krijgt dan Big Macs met patat en cola. Wie zijn bordje niet leeg eet zal onzedelijk worden betast tot de dood erop volgt.  

donderdag 11 augustus 2011

Weldoener Buijs

Ik was gisteren virtueel multimiljonair. Ik had W overgehaald op het laatste moment een staatslot te kopen. Dat ging niet zonder slag of stoot. Weet je wat dat kost zei ze. Ja dat wist ik. Vijfentwintig pegels. En dan, zei ze, zoveel geld, wat moet je er in vredesnaam mee? Veel geld geeft alleen maar problemen. Hier kon ik een momentje belangrijk zijn. Ik beloofde haar de volledige verantwoordelijkheid voor al die miljoenen op me te nemen. Zij hoefde zich, gesteld dat wij het winnend lot in bezit kregen, alleen nog maar bij de Bijenkorf te vervoegen, om aldaar leuke hebbedingetjes te verwerven. Dan was het goed zei ze, want zorgen had ze al genoeg.
Gezwind werd de koop digitaal bekrachtigd, ons werd een winnend nummer toegewezen en de rest der dag verkeerde ik in blijde verwachting van een gezwollen bankrekening. Een machtig krediet dat me alsnog in staat zou stellen later een goed en vrolijk mens te worden.
O wat had ik een pret en o wat zou ik goed zijn voor familie , vrienden en de arme kindjes in Afrika.
Des avonds bekeek W de uitslagen. Er was een prijs van zevenenhalve euro op ons lot gevallen. Niet helemaal wat ik er van verwacht had, maar... toch altijd weer zevenenhalve euro!
Wijsneuzen onder u zullen me erop willen wijzen dat ik eigenlijk £17,50 verlies heb geleden, maar dat vind ik gelijk weer zoooo negatief.




En ja, £ staat voor de Engelse Pond, maar ik heb een effing Angelsaksisch toetsenbord.

dinsdag 9 augustus 2011

Elinkwijk

'Een deurwaarder?' zei een Rotterdamse mevrouw op de televisie; 'ik hep geeneens een deur' en op slag was ik weer terug in de Utrechtse volkswijk waar ik lang geleden mijn eerste daglicht verdroeg.
Alle mannen daar waren 'Omes' en alle vrouwen Tantes. Alleen meneer van der Veen was geen Ome, maar 'meneer van der Veen'. Hij was conducteur bij 'het spoor', had een Rijksbetrekking en was dus ietsje meer. De andere mannen werkten bij de staalfabriek waarvan het roet neersloeg op de maandagse lakens, het abattoir, de melkfabriek, de zachte zeepfabriek, zaten in de steun of waren micro-economisch zelfstandig. Ome Bart stoffeerde stoelen, Ome Jaap was kapper en Ome Barend was voddenjood, hoewel niemand dat woord meer gebruikte, want het was vlak na de oorlog en van zijn familie waren maar weinig overlevenden uit de vernietigingskampen teruggekeerd. Maar Ome Barend was Joods en voddenman dus bij hem kon het nog.
De straten werden aan de achterkant gedeeld door ondiepe tuintjes, een onverhard pad, 'poort' genoemd en dan weer de achtertuintjes van de aangrenzende straat. In de poort speelde het grootste deel van ons sociale leven. 's Ochtends vroeg, als de mannen hun fiets uit het hok reden, vlogen de eerste, uit een ochtendhumeur geboren, kwinkslagen door de lucht, stonden de vrouwen over het hek geleund voor een opgeruimd buurpraatje, klonk het hameren van Ome Bart, en slachtte Ome Barend een koosjere kip, die gorgelend leegbloedde boven het rioolputje.
Hee 'kale stekelbaars' riepen de mannen naar mij en ik wist dat het vriendelijk bedoeld was. Mannen van tachtig noemden elkaar 'jochie' en als je geen bijnaam had was je een meneer.
Schuin achter ons woonden twee vrijgezelle broers. In hun tuin, op blokken en onder zeildoek, stond een driewieler-auto. Een enkele keer, als het hoogzomer was, werd het vervoermiddel door een stel flinke mannen van de blokken en in de poort getild. Iedereen kwam kijken, huiselijke werkzaamheden werden terzijde gelegd en nagewuifd door allen, pruttelden de broers in hun tweetaktje de vrije zaterdagmiddag tegemoet.
Eens per jaar, natuurlijk ook in de zomer, was er 'poortfeest'. Er was limonade voor de kinderen en zelfgebakken taart, moeders droegen hun mooiste bloemetjesjurk, vaders rookten een sigaar en Ome Bart speelde verdienstelijk op zijn mondharmonica.
Buurjongetje Hans had een luchtdrukpistool waarmee we op muizen schoten in het schuurtje. Zijn Poolse moeder had zoveel huisdieren dat ze er een – toen nog niet bestaande – kinderboerderij mee had kunnen bevolken; kippen, duiven, honden, katten, ratten, cavia's, vissen, slangen en een geit. Op zolder had hij een slingergrammofoon en een fraaie, in bruin papier verpakte, stapel 78 toerenplaten. Enthousiast maar niet begrijpend zong ik mee: 'Ik ben Japie de portier, ik heb zo'n jofel baantje hier'. Zijn oudere zus Mia tippelde bij de Rooie Brug en bracht af en toe een tas met etenswaren naar huis.
Als het 's avonds stil werd in de buurt klonken nog de geluiden van de staalfabriek waar 's nachts werd doorgewerkt; de kranen die knarsten over hun rails, de smeltbekers die hun sissende inhoud uitgoten, de grommende walsen en het vallen van plethamers zo groot als een huis. De Omes en Tantes hingen nog wat na, achter, langs de poort. In de verte golfde, af en aan, het geplof van een sleepboot die een konvooi aken over het Amsterdam-Rijnkanaal trok.