Mat
Eerder
door gewoonte dan dorst gedreven, bezocht ik een door tijd en
verveling uitgehold café met uitzicht op een rij voor afbraak
bestemde panden. Het biljart en de moedeloos ogende kroegbaas leken
in harmonie ten prooi gevallen aan een eindeloze reeks van huiselijk
geweld.
Naast
mij bevond zich een verfrommeld heerschap van wie de plooien zijner
overjas geluidloos overliepen in zijn gelaat. Zijn zielenroerselen
bleken nog niet door reeds ingenomen consumpties gedempt en zochten
in mij de put waarin zij borrelend mochten bezinken. 'Ik ben het
slachtoffer ener sportieve dwaling' sprak de man en ergens in zijn
timbre weerklonk de snik van een mishandeld kind. Mijn interesse was
gewekt, want gezien de jaarringen op zijn voorhoofd was hij de zestig
al geruime tijd terug gepasseerd en welke sportieve tegenslag kan een
mens op die leeftijd nog verwachten? Mijn gezichtsexpressie drukte
een uitnodigend vraagteken waarop de man voortging; Al vijftig jaar
ben ik tot genoegen lid van een schaakvereniging. Goed, een
grootmeester ben ik nooit geworden daar ik de juiste zet nog wel eens
wil verwisselen met een, vooraf geniale, maar achteraf minder
geslaagde opwelling der geestdrift, maar in mijn jongere jaren wist
ik toch menig meester van een daverende riposte te voorzien. Dan was
op de club, zo mag ik wel stellen zonder mezelf in de hoogte te
steken, enige mate van bewondering mijn deel.
Bewogen
door deze luchtspiegeling van lang vervlogen geluk draaide zijn blik
naar binnen en verscheen op het witte doek van zijn gezicht een vage
reflectie van de jongeling die hij eens geweest moet zijn.
Uit
ervaring weet ik dat je dan moet oppassen. Voor je het weet verdwijnt
zo iemand in een voor jou onbereikbare dimensie en blijf je zitten
met een verhaal waaraan de pointe ontbreekt. Ik gebaarde daarom maar
eens om twee verse kelkjes, welk verzoek door de kastelein, die
daarmee blijk gaf van een nog niet geheel verworden beroepsernst, per
omgaande werd gehonoreerd.
Teruggebracht
door de lonkende spiegel der jonge klare, nam de man een slok van
olympische afmeting en vervolgde op bittere toon; Enfin, nu meldt
zich, op zekere vrijdagavond eenentwintig december
negentienvierentachtig, een mannetje op de club aan wie ik een hekel
heb op het eerste gezicht en die, zoals het nu lijkt, wel eens de
nagel aan mijn sportieve doodskist zou kunnen zijn. Een mannetje van
onaanzienlijk aanzicht en postuur, maar met een verleden waarin hij
zoveel politieke partijen heeft opgericht en vervolgens verlaten, dat
hij het vaststellen der beginselen tegenwoordig maar overlaat aan
zijn derde of vierde vrouw, die, middels opgedane ervaring, wel weet
hoe zijn hormonale vlag er vandaag bij hangt. Dat kereltje draagt een
arrogantie met zich mee waar uh.. hoe heet ze dat Albanese kreng..
uh.. Moeder Theresa nog een puntje aan zou kunnen zuigen. Als ik die
ellendeling zie springt het laatste beetje glazuur van mijn tanden,
zo boven het volk verheven voelt die man zich, ondanks zijn nietige
gestalte, waardoor Moeder Theresa, die volgens de verhalen niet meer
dan een meter dertig mat, zich nog flink had moeten bukken wilde ze
aan zijn puntje zuigen. Any way, ik heb wat af geleden onder zijn
aanwezigheid. Overal zag ik hem zijn verwaten glimlachje voorbij
sturen en altijd oversteeg zijn bijtend piepstemmetje het geringste
gewoel omtrent zet en meesterzet. Tot afgelopen vrijdag meneer, toen
een opwelling der geestdrift mijn sportieve carrière voortijdig
aborteerde. De man zette nu zijn tanden in een ongezien bijgevuld
glas, waardoor de uitbater opnieuw in mijn achting steeg, sloeg de
inhoud in een teugje naar binnen en zei; Ik had net een hele goede
partij gespeeld, zo eentje waar je later nog eens met plezier aan
terug kunt denken, komt die circusdwerg langs en zegt 'goeie partij
man' , met dat gluiperige glimlachje van hem en met dat stemmetje
waarmee hij altijd zijn kiezers bang maakt. En toen heb ik hem,
geestdriftig als ik ben, met mijn schaakbord op zijn kop getimmerd.
Dun triplex hoor, niet veel aan de hand, geen bult van werkelijke
betekenis, maar dat politieke misbaksel gilde of er bij hem een been
werd afgezet zonder verdoving. Nu ben ik clubloos meneer en mis ik
de sportieve uitdaging. Mijn vrouw zei dat ik maar een andere
denksport moest gaan doen, maar van kruiswoordpuzzels krijg ik het
aan mijn blaas en bij dammen denk ik de hele tijd Edam.. Volendam..
Monnickendam.. Appingedam. Zal ik nog even doorgaan of snapt u het zo
wel? Zegt mijn vrouw deze morgen; Vrijwilligerswerk bij de Partij van
de Ouderen, is dat niks voor je? En omdat ik een geestdriftige
opwelling in haar richting wilde vermijden zit ik nu hier meneer. Te
praten tegen een wildvreemde man.