dinsdag 11 januari 2011

ff bellen

Ik heb zojuist geprobeerd even te telefoneren met mijn stokoude moeder Machteld. Dat ging niet geweldig. Ze is zo doof dat ze geen idee heeft met wie ze spreekt. Het gevolg is een minuten durende spraakverwarring. Als ze éénmaal doorheeft dat ik het ben blijkt dat ze geen tijd voor me heeft. Ze moet namelijk het dienblad waar ze zojuist van gegeten heeft op de gang zetten, waar het weer opgehaald zal worden door vriendelijk personeel van het huis waarin ze woont.
Prioriteiten veranderen naarmate een mens veroudert. Waar mijn moeder altijd stevig met twee benen in de maatschappij was verankerd zweeft ze er nu geheel boven. Haar spreken is verblikt en haar zwijgen heeft vanwege het gedwongen karakter zelfs geen gouden randje.
Ze heeft pijn, voortdurend en alles bepalend. Ergens in haar schaamstreek is iets ongeneeslijks. Zitten, staan, liggen, plassen, schuifelen, het doet haar pijn. Van de pittige bestrijding krijgt ze enge visioenen. Daarom gebruikt ze liever het slappe spul dat niet helpt. Haar wereld is vernauwd tot een met pijn gevuld kamertje op de vijfde verdieping van een geriatrische blokkendoos.
Maar sterven doet ze niet, mijn stokoude moeder. Ze zal zich, tot haar laatste vezeltje wilskracht is gebruikt, tegen de dood verzetten. Ze heeft maar één leven en dat is de laatste jaren lang niet best, maar ze is eraan gehecht.
Het is vanwege deze akelige, mensonterende laatste periode in het leven dat mensen er een ontsnappingsgeloof op na houden. Vredig inslapen omdat de hemelse vader op je wacht of - als je een indiaan bent - de eeuwige jachtvelden lijken dan aantrekkelijke gedachtes.
Mijn moeder Machteld gelooft in niets. Nooit gedaan ook. Dit is het en anders niet en als ik het niet erg vind gaat ze nu het dienblad waar ze zojuist van gegeten heeft, op de gang zetten.

2 opmerkingen: