zaterdag 12 februari 2011

De navelstaarder

Kijk hem daar zitten aan zijn éénpersoonstafeltje naast het biljart. Hoe door en door vals zijn blik verschiet... over de hoofden van de mannen, tot in de navel der vrouwen. Zo dadelijk gaat hij doen wat hij altijd doet. Eerst dient hij op adem te komen van de achter hem liggende wandeling. Dan grijpt hij in de zak van zijn tot de draad versleten colbert. Het ziet er schoon uit, het kent de stomerij van binnen, maar het lijkt een wonder dat dit jasje niet wegens levensmoeheid in plukjes van zijn lijf valt. Zijn hand zoekt, tussen zakdoeken - en weet ik veel wat voor een rommel hij bezit - en diept een rol pepermunt op. Een gave, nieuwe rol pepermunt. Met grote concentratie neemt hij één munt van de rol en breekt deze in vier gelijke delen. Daarvan steekt hij één part in zijn mond, een donker gapend ravijn van een mond, met zwarte holle kiezen. De andere drie stopt hij in zijn zakken. Nooit zie je hem één van die losse kwartjes verorberen. Nooit. Wat doet hij ermee? Bewaart hij ze voor zijn moeder? Voor in de kerk? Sprenkelt hij er gif op om ze vals uit te delen aan peuters van de openbare bewaarschool? Nu gaat hij een sigaret roken. Ik heb het hem al vaak zien doen, maar iedere keer is mijn verbazing groot en oprecht. Hij neemt een trek - een grote trek want de sigaret brandt voor de helft op - en zuigt de rook naar binnen. Dan, o grote griebel, ziet niemand het dan, ben ik de enige, blaast hij uit, terwijl er niet een spatje rook uit zijn mond komt, geen wolkje, geen pluimpje, nop. Dit is het moment waarop zijn blik in mijn richting schuift. Eerst verholen, dan direct. Hij steekt een zware hand omhoog, zwaar van vlees en botten. Hij wil een glaasje prik. Altijd een glaasje prik. Hoe eng kan een man zijn? Ik heb het reeds klaar gezet op een dienblad. Hoef het hem slechts te brengen. Ik controleer of mijn naveltruitje goed zit. Anders wordt hij onrustig.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten