vrijdag 18 februari 2011

Ikke niet

Erg origineel ben ik niet. Ik heb nog nooit iemand horen zeggen: ‘goh Peter jongen, wat ben jij toch verhipt origineel, waar haal je het allemaal  vandaan?’ Het vinden van een min of meer vers onderwerp en bijpassend frisse invalshoek kost me grote moeite.
Soms gebruik ik de pillen als excuus. Ze hullen mijn verstand in een gewatteerd dekentje dat nare invloedjes van buiten filtert en mijn natuurlijke neiging tot zwaarmoedigheid (de mensheid is slecht en niets helpt) afzwakt tot een licht zeurend zelfbeklag. Maar ik heb een periode van twintig jaar gekend waarin ik geen letter op papier kreeg en toen slikte ik nog geen pilletjes dus ik moet mijn excuses zorgvuldiger kiezen.
Met het adagium dat creativiteit voor slechts tien procent uit inspiratie bestaat en voor de rest uit transpiratie hoef je, bij iemand die zo overtuigd en geraffineerd lui is als ik, ook niet aan te komen.
Soms schiet mijn schoonzusje me te hulp. Zij vindt drie lullige verhaaltjes  in de week al heel wat en bezweert me dat ze mijn stukjes net zo leest als die in haar ochtendlijke kwaliteitskrant. Dan ben ik heel even trots maar vervolgens verdenk ik haar van schoonzusterlijke liefde voor haar geestelijk enigszins achtergebleven zwager.
Een vaste truc voor stukjesmetselaars is gebruik maken van wat een ander reeds voor ze verzonnen heeft; ‘gisteren schreef Die en Die in de krant dat Dit en Dat enzovoort en daar vind ik Zus en Zo van en let u toch vooral op de leuke intellectuele draai die ik er uiteindelijk aan weet te geven. Met de meeste verachting, uw schrijver’. Dus...
Vandaag las ik in de psychostrip Sigmund dat vrouwen vallen op getrouwde mannen. Daar is ongetwijfeld onderzoek naar gedaan dus ik neem het voor waar aan, maar waarom is mij dat gedurende mijn negenendertig huwelijksjaren slechts één keer overkomen en dan ook nog met een schone jonkvrouw die slechts viel voor mijn afgetrainde adonisgestalte, bijpassende viriliteit en jagende hormonen. Dat was nog eens goed voor de inspiratie. Als ik aan haar dacht begon mijn pen reeds te druppelen en liep het papier als vanzelf vol met woordjes.
Ik moet dus een vriendin. Okay, het is moreel niet verantwoord, maar als ik nu iedere keer een nieuwe vriendin neem en daarbij zorgvuldig toegeef dat het allemaal niet kan, dan kom ik er misschien mee weg en wordt het fietspadje van mijn schrijverschap in het vervolg geplaveid met een hagel van nieuwe inzichten en grappige zelfverzonnen anekdotes.
Nu ik dit zo schrijf moet ik denken aan ‘de ongelukkige zoon’ een creatie van Wim de Bie. Hij wil een vriendin die iets aanheeft waar ze niets onder aanheeft. Maar hij is eraan geholpen. Ikke niet. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten