dinsdag 9 november 2010

  Toen


Toen ik mijn baan van trekschuitschipper inruilde voor die van bestuurder ener stoomtram was mijn vrouw het er niet mee eens. Ze geloofde niet in vooruitgang, zeker niet als deze werd bewerkstelligd door middel van natte warme lucht.
Ze liet zich van me scheiden en papte aan met een handelaar in lompen en beenderen. De vraag naar lompen en beenderen zou altijd blijven zei ze, maar stoom was vluchtig en tijdelijk.
Poeh zei ik, veelwerf poeh. Als jij die smerige lijkengeur niet meer uit je baaien rok gewassen krijgt wil je nog wel kruipend bij me terugkomen, maar dan is het te laat. Dan fuif ik reeds met een ander...  de bezitster van een magazijn voor comestibles, of de caissière van Natura Artis Magistra.
En wat een rijkdom was het. Iedere morgen hulde ik me in het als gegoten zittende uniform. De knopen tot blinken gepoetst. Ik deed mijn baard af en draaide de punten van mijn snor in was. Fier verheven op mijn locomotiefje voelde ik de begerige blikken van menig maagdekijn op mij rusten. Maar ik bleef ongetrouwd en stierf tevreden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten